maandag 3 september 2012

10 jaar BioBrasil


Op 31 augustus was het exact 10 jaar geleden dat Kristel De Vleeschouwer in opdracht van de KMDA naar Brazilië vertrok om Project BioBrasil op te starten. De bedoeling van Project BioBrasil was en is om via onderzoek op goudkopleeuwapen in aangetaste en versnipperde wouden gegevens in te zamelen die kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een wetenschappelijk gefundeerd actieplan voor de bescherming van de soort. Wat oorspronkelijk begon als een driejarig postdoctoraal project groeide over de jaren heen uit tot een uitgebreid onderzoeksproject waarin verschillende Braziliaanse en internationale studenten betrokken werden in nauwe samenwerking met andere onderzoeksprojecten en met lokale en internationale conservatie-instituten.
Heeft Project BioBrasil nu alle ambities gerealiseerd? Nog niet. We hebben een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de conservatie van de goudkopleeuwapen. Niet ´direct´ in termen van bijvoorbeeld de hoeveelheid bos die we geplant hebben of het aantal individuele leeuwapen dat we gered hebben. Maar we hebben de nodige gegevens verzameld om te weten HOE en WELKE conservatieacties in de toekomst moeten uitgevoerd worden, en we hebben gedefinieerd welke onderzoeksgegevens nog nodig zijn. Onze ambitie om onderzoek te doen is deels gerealiseerd (maar we hebben nog bijkomende vragen). Onze ambitie om de goudkopleeuwapen te redden, daar moeten we verder aan werken. Maar we zitten in de goede richting.
Simpel gezegd, we hebben nog geen bos geplant, maar we weten nu hoe en waar we het moeten doen. En we hebben de nodige contacten gelegd met de instituten die dit effectief gaan doen. In de toekomst wil Project BioBrasil  zijn acties nog sterker toespitsen op de conservatienoden van goudkopleeuwapen en de ontwikkeling van een wetenschappelijk gefundeerd actieplan. We gaan in de volgende jaren onze wetenschappelijke kennis verder aanvullen en intensiever gaan werken aan de toepassing ervan in conservatie-acties.  Dat houdt een nieuw onderzoeksprogramma in, geïnspireerd op de resultaten van ons symposium, en nieuwe concrete conservatie-initiatieven die direct bijdragen tot de bescherming van goudkopleeuwapen en het woud waarin ze leven.

vrijdag 24 augustus 2012

Nóg beter boomslingeren dan Tarzan

Op 12 september vindt er een bijzondere gebeurtenis plaats in de Zoo van Antwerpen. Op die dag zal Fana Michilsens, een van de studenten van de Universiteit Antwerpen die tevens verbonden is met het CRC, haar proefschrift verdedigen in de Zoo van Antwerpen. In de geschiedenis van het CRC hebben al heel wat studenten hun doctoraatsproef afgelegd, maar voor het eerst gebeurt dat nu in de Zoo zelf. Bovendien organiseert het CRC samen met de UA een symposium over hoe primaten zich voortbewegen.
Voor haar doctoraat onderzocht Fana hoe siamangs op een zo energie-efficiënt mogelijke manier kunnen armslingeren. Deze vraag is niet nieuw: wetenschappers stelden al eerder vast dat de slingerbeweging van (gibbons en) siamangs heel energiezuinig is, tenminste, als ze op een rechte lijn voortbewegen. Maar tot nu toe hield niemand rekening met het feit dat in hun natuurlijke omgeving boomtakken zich op verschillende afstanden en hoogtes bevinden, en dat die takken meebuigen en terugveren als er een siamang aan hangt. Met de onderzoeksopstelling die speciaal voor het siamangverblijf in de Zoo Antwerpen ontwikkeld werd, konden we onderzoeken of siamangs hun slingerbewegingen aan een dergelijke complexe structuur aanpassen, en of het energie-verbruik dan nog steeds zo efficiënt is. Siamangs blijken dat perfect te kunnen. Hun krachtige armspieren worden gebruikt om de lichaamspositie en het voortbewegingspatroon zodanig aan te passen aan de eigenschappen van de structuur waar ze aan slingeren, dat de energie-uitwisseling zo hoog mogelijk, en het energie-verlies zo laag mogelijk blijft.

Waarom doet het CRC een studie die in principe geen direct profijt heeft voor de dieren in de zoo en de verzorging van siamangs? Wel, simpelweg omdat ook puur wetenschappelijk onderzoek belangrijk is voor het CRC. Zo leveren wij een kleine bijdrage aan het oplossen van fundamenteel biologische vraagstukken die we nergens anders dan in de zoo kunnen beantwoorden. Bovendien, hoe siamangs hun voortbeweging aanpassen aan een meebewegende steunstructuur kan bijvoorbeeld ook inzicht geven over hoe dieren in het algemeen omgaan met hun leefomgeving en over hun aanpassingsvermogen wanneer er iets in dat natuurlijke leefgebied verandert.
Fana verdedigt haar doctoraat op 12 september 2012 om 16h00 in de Darwin Zaal van de Zoo Antwerpen. Voorafgaand aan de verdediging zal vanaf 14h00 in dezelfde zaal een Engelstalig symposium plaats vinden, getiteld ”Primates on the move” (zie het programma).  Deelname is gratis.

maandag 20 augustus 2012

Nieuwe kikkersoort ontdekt in onderzoeksgebied KMDA

Wetenschappers van de Zoo van Antwerpen, het Natural History Museum London en het Museum für Naturkunde in Berlijn hebben tijdens een expeditie in Zuid Kameroen een nieuwe kikkersoort ontdekt. Het expeditiegebied in de periferie van het Dja Biosphere Reserve in het zuiden van Kameroen is gesitueerd rond het onderzoeksstation "La Belgique" van Projet Grands Singes, een conservatieproject van ons eigen CRC (Centre for Research and Conservation). De ontdekking werd uitgebreid beschreven in het laatste nummer van het wetenschappelijke tijdschrift Zootaxa.
Tijdens het veldwerk in het gebied waar PGS gorilla’s en chimpansees onderzoekt, verzamelden de expeditieleden enkele kleine kikkers die niet overeenkomen met eerder bekende soorten. De nieuwe soort, Phrynobatrachus ruthbeateae, vertoont een combinatie van unieke kenmerken en een kenmerkend kleurpatroon dat bestaat uit een zwart gezichtsmasker, een zwarte keel bij mannetjes, een witte keel met zwarte kaken bij vrouwtjes en een witte buik bij beide geslachten. De soort wordt verder gekenmerkt door het kleine formaat, het ontbreken van een hoorntje op het ooglid, zwarte stekels op voorste deel van de keel (de vocale zak) bij mannetjes, stekels op de flanken, de aanwezigheid van hechtschijven op de top van tenen en vinger. Uit DNA-analyses bleek dat de nieuwe soort duidelijk verschilt van 34 andere West-en Centraalafrikaanse soorten van het genus, en het meest lijkt op verschillende Phrynobatrachus soorten die bijna allemaal enkel voorkomen in Kameroen.

Mark-Oliver Rödel, Thomas Doherty-Bone, Marcel Talla Kouete, Peter Janzen, Katherine Garrett, Robert Browne, Nono Legrand Gonwouo, Michael F. Barej & Laura Sandberger (2012) A new small Phrynobatrachus (Amphibia: Anura: Phrynobatrachidae) from southern Cameroon. Zootaxa 3431: 54–68 (2012)

vrijdag 10 augustus 2012

Veelbelovende plannen voor toekomstig onderzoek en bescherming van GKLA´s


In december 2011 organiseerde het CRC een onderzoeks-symposium in Brazilië over de recente vorderingen en toekomstige mogelijkheden voor onderzoek aan goudkopleeuwapen.In juli werd het definitieve rapport gepubliceerd waarin alle partners samen een aantal prioriteiten hebben gesteld voor onderzoek aan Goudkopleeuwapen voor de komende jaren.
De organisatie van dit symposium kaderde in de activiteiten van Project BioBrasil, dat sinds 2002 goudkopleeuwapen bestudeert in Brazilië, en werkt aan de definitie van een wetenschappelijk gefundeerd actieplan voor de bescherming van de soort. 30 onderzoekers en natuurbeschermers van 12 instituten uit Brazilië, België en de Verenigde Staten namen deel, en presenteerden in 16 voordrachten een overzicht van de huidige kennis inzake onderzoek en conservatie van goudkopleeuwapen. Op basis van de daaropvolgende discussies werd een lijst opgesteld van 8 topics die als prioritair beschouwd worden voor verder onderzoek.
Meer informatie vind je in het volledige verslag van deze bijeenkomst

Vooral nieuw onderzoek naar het gebruik van cacaoplantages door goudkopleeuwapen en de factoren die verspreiding van goudkopleeuwapen tussen kleine woudfragmenten bevorderen werd als essentieel aangeduid . Voor het academiejaar 2013 hebben we dan ook twee onderzoeksprojecten ingediend die begeleid zullen worden door Kristel De Vleeschouwer en Leo Oliveira, die je in actie kon zien in de aflevering van Zoo-of-Love waarin Project BioBrasil en de studies in de cacaoplantages in de kijker werd gezet. Een van de nieuwe onderzoeksprojecten bekijkt in hoeverre de vegetatiestructuur in cacaoplantages en kleine fragmenten bepaalt of GKLA die gebieden zullen gebruiken. Het andere onderzoeksvoorstel zal groepen in kleine fragmenten gaan bestuderen om te zien hoe ze daar overleven (welke voedselbronnen, slaapplaatsen, impact van roofdieren). Dit sluit nauw aan bij het onderzoek dat Project BioBrasil sinds 2002 uitvoert.
De projecten zullen uitgevoerd worden door studenten van de plaatselijke universiteit Santa Cruz, Ilhéus, BA

dinsdag 4 oktober 2011

Moederlijk delen bij de bonobos in Planckendael

Bonobo's maken voor de uitwisseling van voedsel voor diensten mogelijk gebruik van principes die we kennen uit de economie, zo blijkt uit recent onderzoek in Planckendael Biologen en antropologen zijn erg geïnteresseerd in voedseldelen bij mensapen. We weten namelijk dat mensapen en andere primaten voedsel wederkerig kunnen uitwisselen (“als ik vandaag van jou een appel krijg, krijg jij er later eentje van mij”), maar voedsel kan ook uitgewisseld worden voor een andere pasmunt, bijvoorbeeld vlooien (“als jij mij veel vlooit, dan krijg jij van mij een appel”). Door dit soort “biologische markten” bij apen en andere dieren te bestuderen, hopen we te leren hoe dit gedrag bij mensen is geëvolueerd. Eerder onderzoek in Planckendael, en in de zoo van San Diego, toonde aan dat bonobo’s minder tolerant voedsel delen dan chimpansees. Bonobo’s stelen vaker voedsel van elkaar, geven het minder gemakkelijk weg en delen minder wederkerig dan chimpansees. Het onderzoek dat werd uitgevoerd in 2008 in Planckendael suggereerde dat dit kwam omdat de dominantiehiërarchie bij bonobo’s strikter is dan bij chimpansees.


Na dit onderzoek verhuisde een groot deel van de Planckendaelse bonobo’s naar andere dierentuinen in het kader van het kweekprogramma, en kwamen nieuwe dieren naar Planckendael. Een ideale situatie om in de zomer van 2010 dezelfde studie te hernemen met nieuwe studiedieren. Daarom trok Evelien De Groot, studente biologie aan de Universiteit Antwerpen, gewapend met papieren zakken vol bonobo-voer naar Planckendael. Door het voedsel in de zakken aan te bieden, kon één bonobo het voedsel gemakkelijker monopoliseren, en kon Evelien kijken wie er vervolgens mocht mee-eten. In het tweede deel van de studie kregen de bonobo’s bundels wilgentakken aangeboden. Door in deze twee verschillende contexten voedseldelen te stimuleren, kon er eveneens gekeken worden naar de invloed van het aanbod (zakken voedsel/bundel takken) op het voorkomen van de uitwisseling van voedsel. Takken zijn immers gemakkelijker te verdelen onder de dieren en men verwacht hierbij dus minder competitie en meer wederkerig voedseldelen, dan bij de sterk monopoliseerbare en dus moeilijker te verdelen zakken met voedsel.

Uit de resultaten kwam naar voor dat in tegenstelling tot de eerdere studies, de bonobo’s van de nieuwe groep toleranter waren in voedseldelen, hoewel er een zeer duidelijke en steile hiërarchie was. Voedsel werd niet wederkerig uitgewisseld, maar werd wel geruild voor vlooigedrag en omgekeerd. Dit wijst mogelijk op het bestaan van een biologische uitwisselingsmarkt. Was er voldoende tolerantie (bij minder competitie: de wilgcontext), dan werd er vaker toegestaan om voedsel te nemen. Verder was er een sterke invloed van verwantschap (vooral moeder Lina deelde veel voedsel met haar twee zonen Lucuma en Louisoko). Het grote verschil tussen de resultaten van de huidige en de vorige studie kan te wijten zijn aan de invloed van de groepssamenstelling en de persoonlijkheden van de dieren. Over het belang van persoonlijkheid in sociale relaties, wordt nu verder onderzoek verricht in Planckendael door doctoraatstudente Nicky Staes.

Evelien De Groot / Jeroen Stevens

maandag 22 augustus 2011

Springende gibbons apen oude grieken na


Gibbons zijn kleine mensapen die gekend zijn als behendige armslingeraars, maar onderzoek toont nu aan dat ze ook uitblinken in springen. Ze hebben hiervoor geen anatomische aanpassingen, maar gebruiken een speciale techniek waarbij ze hun lange armen naar voren zwaaien. Deze techniek lijkt op die van de Oude Grieken waarbij halters in elke hand werden gehouden om verder te kunnen springen.
Bij onderzoek dat werd uitgevoerd door onderzoekers van de K.U. Leuven, University of Liverpool, het CRC en de Universiteit Antwerpen in Dierenpark Planckendael (Muizen), en dat deze maand werd gepubliceerd in Biology Letters, werden sprongen van meer dan 5 m gemeten, heel wat voor een aapje van pakweg 6 kg. Op basis van de gemaakte video-opnames konden de onderzoekers berekenen dat gibbons hierbij meer arbeid verrichten dan tot hiertoe werd opgemeten bij de sprongen van andere dieren. Dit is bijzonder aangezien gibbons geen anatomische specialisaties bezitten voor springen. Ze zijn in staat tot deze opmerkelijke prestaties door hun lange armen naar voren te zwaaien, een techniek die lijkt op die van de Oude Grieken, waarbij halters in elke hand werden gehouden om verder te kunnen springen. Door het naar voren zwaaien van hun lange armen, een specifieke adaptatie voor armslingeren, kunnen gibbons de afstoottijd verlengen. Hierdoor is er meer tijd is om kracht te leveren en kunnen ze een langere afstand overbruggen tijdens een sprong. 
De  bijzondere springcapaciteiten zijn voor gibbons bijzonder belangrijk in het wild. Gibbons leven in het tropisch regenwoud in Zuid-Oost Azië en slingeren van de ene naar de andere boomkruin, veelal op grote hoogte. Als de afstand tussen twee bomen te groot wordt, dan moeten ze afdalen naar de woudbodem waar ze kwetsbaar zijn voor predatoren, of moeten ze springen van boom tot boom. Een goede inschatting van de sprong is hierbij van levensbelang. De uitmuntende springprestaties, die in deze studie werden opgemeten, komen hierbij goed van pas. 
Door de toenemende ontbossing zijn vele gibbonsoorten met uitsterven bedreigd en wordt hun habitat steeds meer gefragmenteerd. Ook in het kader hiervan is het belangrijk om een goede inschatting te kunnen maken van de afstand die gibbons kunnen overbruggen van boom tot boom.

Evie Vereecke (K.U. Leuven / University of Liverpool) en Kristaan D'Aout (CRC / UA)

zie ook de internationale pers:


zondag 21 augustus 2011

Okapi’s laten aan hun vel zitten

CRC onderzoekers doken de afgelopen maanden onder in de grootste collectie van okapi-huiden ter wereld om DNA te verzamelen van deze bijzondere dieren. In het Koninklijk Museum voor Midden Afrika (KMMA) in Tervuren werden kleine stukjes uit huiden van okapi gesneden en in tubes overgebracht naar het laboratorium van het CRC in Antwerpen. De huiden gingen terug in grote kasten in de kelders van het museum waar ze soms al meer dan 100 jaar liggen. Daarna waren de skeletten en schedels aan de beurt. Tegelijkertijd werden aanvragen ingediend in andere Europese musea (in Chicago, Londen, Parijs en Kopenhagen) voor nog meer stalen. Maar wat zijn de onderzoekers van het CRC ermee van plan?
Het strepenpatroon op het achterste van een okapi wordt vaak vergeleken met een vingerafdruk omdat die ook verschilt van individu tot individu. De onderliggende reden is natuurlijk de unieke genetische samenstelling van elk individu (vastgelegd in hun DNA), of het nu om een okapi gaat of een mens of plant of eender andere soort. De gebruikte labo technieken worden immers vaak omschreven als “DNA fingerprints”, die er uitzien als…een streepjescode (bijna zoals op winkelwaar).
Deze genetische eigenschappen, en de diversiteit daarin, zijn voor veel organismen reeds onderzocht, vaak omwille van hun praktische toepassingen in de geneeskunde, landbouw, gerechtszaken,. enz. Ook vanuit biologisch standpunt kunnen we uit genetisch onderzoek veel leren over oa. gedrag, populatie grootte, dispersie en natuurlijk evolutie.
Okapi genetica is echter een grotendeels onontgonnen terrein. Daarom werd vorig jaar een onderzoeksproject gestart door de universiteit van Cardiff (UK) naar de populatie genetica van de okapi. Deze soort is echter vrij schuw en moeilijk te bemonsteren in het wild. Om aan voldoende stalen te geraken wordt gebruik gemaakt van mest zoals aangetroffen in het regenwoud. De darmcellen uitgescheiden met mest bevatten immers geschikt DNA. Bovendien konden stalen worden genomen van semi-wilde okapi’s in het Epulu kweekstation in het Ituri woud (dat ook financieel wordt ondersteund door de KMDA). Voor het verzamelen van en de DNA extractie uit museumstalen werkt Cardiff dus samen met het CRC. Als jarenlang stamboekhouder en coördinator van het kweekprogramma van de okapi heeft de KMDA ook veel kennis en contacten die van nut kunnen zijn voor het onderzoeksproject. Hopelijk zal dit project ook leiden tot een efficiënt conservatie actie plan van deze bedreigde soort.
Het is geen toeval dat het KMMA de grootste collectie van okapi’s ter wereld heeft. De dieren komen immers enkel voor in het voormalige Belgisch Congo (de huidige DRC) van waaruit ze begin vorige eeuw naar België werden gescheept. Veel van deze dieren (en hun nakomelingen) die ondertussen overleden zijn, worden als huiden of skeletten bewaard in het KMMA. Dankzij het kweekprogramma, hoeven momenteel geen dieren meer uit het wild worden gevangen om deze bijzondere dieren aan het grote publiek te tonen.

Peter Galbusera